Voordat ik ruim elf jaar geleden naar ons huidige huis verhuisde, woonde ik in een piepklein arbeiderswoningkje. Het was mijn allereerste eigen huis. Mijn moeder is er na mij gaan wonen (hier kun je zien hoe het er ongeveer uitziet). Ik weet nog heel goed hoe ontzettend groot ik ons huidige huis vond. Opgegroeid in een relatief kleine sociale huurwoning, een zolderkamer tijdens mijn studie en daarna dat arbeidershuisje: ons jaren ’30 huis leek wel een villa, zoveel ruimte had ik. Helemaal toen we na een paar jaar een stuk aanbouwden. Dit huis, waar Casper en ik ons gezin startten, waar Mus geboren werd, heeft al die jaren een soort magische aantrekkingskracht op me gehad. Het was mijn speeltuin, waar ik vloeren wit verfde, we een rookkanaal aanlegden dat dwars door het huis loopt en ik duizenden foto’s maakte. Ik had altijd wel inspiratie om iets in huis aan te pakken, of dat nu Wolf’s zolder was, de keuken of de kelder. De mogelijkheden leken eindeloos.
Zilverblauw groeide, onze kinderen groeiden, maar ons huis groeide niet mee. Vorig jaar realiseerde ik me dat we definitief te weinig ruimte hebben, helemaal nu Casper en ik allebei veel thuis werken. We hebben een studio nodig, met werkplekken en opbergruimte. Even dachten we dat we die studio in de tuin konden bouwen, maar daar hadden we bij nader inzien ook nét te weinig plek. Sinds een tijdje huren we nu zo’n box op het industrieterrein van ons dorp, omdat we letterlijk en figuurlijk uit het huis zijn gegroeid. (In mijn hoofd huren alleen hoarders zo’n box, dus het was best een stap om een deel van onze spullen daar naartoe te verhuizen*).
En zo veranderde het huis waar ik zo van hou langzaam, heel langzaam in een huis waarin ik me steeds meer erger aan het gebrek aan ruimte. Vorige week werd onze nieuwe Artifort-bank bezorgd en toen ik die trots in huis zette, voelde ik even dat sprankje magie weer, de liefde voor dit huis en hoe goed het bij ons past. Maar diezelfde dag was er ook irritatie, omdat ik probeerde te werken maar Mus er keihard doorheen neuriede en ik geen rustige plek had om te zitten. Ik denk dat de beslissing om je huis te verkopen een beetje lijkt op het verbreken van een langdurige liefdesrelatie: ook al weet je diep in je hart dat het beter is, het blijft pijnlijk.
De afgelopen maanden hebben we verschillende panden op het oog gehad. Één huis kochten we bijna, maar daar bleek na een bouwtechnische keuring zoveel aan te moeten gebeuren dat het niet haalbaar was. En dan loopt er nog een project waar we al vanaf 2012 mee bezig zijn, maar dat onzeker blijft. Een ding is zeker: we willen hier niet zomaar weg. Ons huis staat nog niet te koop, we willen eerst iets anders vinden. Het liefst een oud bedrijfspand, een fabriek of iets anders inspirerends waar we de dromen die we hebben met Zilverblauw kunnen verwezenlijken. Maar ja, dat soort panden liggen niet voor het oprapen. Dus voorlopig pin ik me suf op Pinterest, sparen we zoveel we kunnen en koester ik alle sprankjes magie die ik nog voel voor dit huis. Ik weet nu al dat het afscheid moeilijk wordt.
*Niks tegen hoarders, dat zijn over het algemeen prima mensen. Ik geloof zelfs dat ik hoarders in mijn vriendenkring heb. Kringloopwinkel-hoarders, welteverstaan.